Zandvoortse Visserij
Ruim voordat Zandvoort in 1304 genoemd werd, waren er al bewoners van deze vallei in het duingebied. De woestenij zelf had deze bewoners weinig te bieden. Door het stuivende zand was de grond moeilijk te bewerken en niet geschikt voor de teelt van gewassen. Daarentegen was de zee rijk aan allerlei soorten vis. Voor de kust van Noord- en Zuid-Holland zwommen vooral schar, bot, rog, schol, tong, poon, bliek, steenwijting en soms schelvis. Kabeljauw werd wel gevangen, maar kwam niet veel voor beneden de 54e breedtegraad. Haring kwam pas serieus in beeld na 1857 toen ook de vissersdorpen langs de Zijde toestemming kregen om te kaken. Het schrobnet was het meest gebruikte vistuig bij de vissersdorpen aan de Zijde. Daarmee kon overigens geen haring worden gevangen.
'Kraantje Lek' en de 'Stinkende Emmer'
Het klinkt als de titel van een stripboek: Kraantje Lek en de Stinkende Emmer. Maar deze twee plekken hebben een prominente plek in de Zandvoortse vissersgeschiedenis. Zodra de mannen hun visvangst op het strand hadden gebracht, werd deze in manden gedaan voor verkoop op de markt. Te voet trokken de vrouwen vervolgens over het Visserspad naar Haarlem. Aan de voet van duintop De Blinkert, aan het einde van het visserspad, namen zij hun rust en dronken zij vers water uit de waterpomp. Deze uitsparing werd in de volksmond 'Kraantje Lek' genoemd. Hierna vervolgden zij hun weg naar de Vishallen in Haarlem om de vis te verkopen. Aan het eind van de dag, op de weg terug, stopten de vrouwen bij 't Wapen van Kennemerland'. Ze lieten hun stinkende emmers buiten staan en namen zelf binnen een welverdiende neut.
Vandaag de dag kun je nog altijd over het Visserspad fietsen of wandelen. En ook in de twee eet- en drinkgelegenheden ben je nog altijd welkom.
Scharrekoppen
Omdat eten vroeger niet lang houdbaar was en vissers toch moesten eten, werd de vangst, waaronder platvissen (scharren), ook gedroogd en gepekeld. Dit heeft Zandvoorters de bijnaam 'Scharrekop' opgeleverd.